Insuline
Insuline moet altijd koel en buiten direct zonlicht bewaard worden. Insuline mag niet bevriezen, maar ook niet te warm worden. De insuline die u op voorraad heeft kunt u het beste in de koelkast bewaren, niet te dicht bij het vriesvak en niet in de groentelade. Het is belangrijk te voorkomen dat insuline bevriest; insuline die bevroren is geweest kunt u niet meer gebruiken. Als u de insuline op een goede manier heeft bewaard, kunt u het gebruiken tot aan de vervaldatum die op de verpakking staat. Gebruik insuline niet meer als de vervaldatum verlopen is.
Als insuline wordt blootgesteld aan hoge temperaturen (meer dan 25 graden Celsius) of aan direct zonlicht, gaat een deel van het effect verloren. Dat gaat heel geleidelijk: insuline die een paar uur buiten de koelkast gelegen heeft, is zeker nog bruikbaar. In de felle zon gaat het sneller. Als insuline echt té warm is geworden verkleurt het: kortwerkende insuline wordt troebel, langwerkende insuline wordt korrelig en kan een bruinachtige kleur krijgen.
Op vakantie naar een warme bestemming kunt u de insuline en eventuele extra insulinepennen het beste in een koeltasje bewaren. Laat extra insuline of insulinepennen nooit in een geparkeerde auto liggen. Leg het ook niet in het handschoenenvakje of op de hoedenplank, omdat het daar aan hoge temperaturen of aan direct zonlicht kan blootstaan.
Op wintersport kunt u uw insulinepomp het beste zo dicht mogelijk op uw lichaam dragen om te voorkomen dat de insuline bevriest.
Bloedglucosemeter
Een bloedglucosemeter kan, afhankelijk van het merk, het best worden bewaard tussen de 6 en maximaal 44 graden Celsius.
Teststrips
De teststrips van uw bloedglucosemeter bewaart u in de eigen verpakking. Dit biedt bescherming tegen licht en luchtvochtigheid. Na de opening van een potje zijn de teststrips drie maanden houdbaar. Teststrips waarvan de houdbaarheidsdatum is verlopen, zijn niet meer betrouwbaar. Tip: schrijf de datum waarop u het potje voor de eerste keer opent op het potje.