Deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. Het verschil met insulinepentherapie is dat u bij insulinepomptherapie geen langwerkende insuline in uw lichaam heeft. Bij technische problemen met de insulinepomp kan uw bloedglucosewaarde daardoor snel stijgen.
Bij insulinepomptherapie kunnen er verschillende oorzaken zijn bij een hyper:- Een te hoge bloedglucosewaarde. Zo ontstaat vaak een hyper bij ziekte, stress, een ontsteking bij de infuusset of een te lage basale insulinedosering.
- Meer praktische oorzaken. Bijvoorbeeld een vergeten bolus, een verstopping in de infuusslag, een naaldje dat gebogen is, een te kleine bolus voor het eten of u heeft de pomp te lang afgekoppeld of in de stopstand laten staan.
- De insulinepomp kan defect zijn.
Bij insulinepomptherapie kunnen er ook verschillende oorzaken zijn bij een hypo:- U heeft de basaalstand niet voldoende verlaagd bij bijvoorbeeld sport of menstruatie.
- Een technische bedieningsfout van de pomp.
- U heeft de insulineampul vervangen terwijl de infuusset nog aangesloten was. Hierdoor kan de insuline die nog in de ampul aanwezig is in het lichaam komen.
Het advies is dan ook regelmatig uw bloedglucose te controleren om hypers en hypo's tijdig te herkennen en bij voorkeur te voorkomen.